In augustus 1914 stuurden alle Nederlandse kranten verslaggevers naar de grens om als ooggetuigen over de oorlog te berichten. Het nieuws verschoof daarmee van betrouwbaar, bezonken en afstandelijk naar actueel, sensationeel en betrokken. De journalisten noteerden vooral wat Duitse soldaten en Belgische vluchtelingen hun vertelden. Dit kwam de betrouwbaarheid van het nieuws niet ten goede. Sterker nog, onbedoeld werd de Nederlandse pers partij in de propagandaoorlog.
De verkeerde voorstelling van zaken uit de eerste oorlogsweken werd eindeloos herhaald in de Nederlandse romans die tijdens de oorlogsjaren verschenen. Maar waar de Nederlandse pers zich gaandeweg begon af te keren van de neutraliteitspolitiek, omdat die onverenigbaar bleek met een heroïsch zelfbeeld, hield de Nederlandse romanciers zich verre van een kritische opstelling. De oorlogsliteratuur bood verpozing, geen verdieping. Het nationale zelfbeeld werd in pers en literatuur opgekalefaterd door veel en vaak te herinneren aan roemruchte daden van Nederlandse politici en vlootvoogden tijdens de Gouden Eeuw.
(Amsterdam: De Arbeiderspers, 2024)
1 maart 1871. De Duitse overwinnaar viert de capitulatie van Parijs met een triomfantelijke intocht in de Franse hoofdstad. Als een laatste daad van verzet hebben de Parijzenaren een provisorische barricade opgeworpen in de doorgang onder de Arc de Triomphe, zodat de Duitse troepen om de boog heen moeten marcheren.
Het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog is nauwelijks denkbaar zonder de oorlog die veertig jaar eerder enorme impact had op de machtsverhoudingen in Europa: de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871. Pruisen, onder leiding van rijkskanselier Otto von Bismarck, streefde ernaar de verschillende Duitse staten te verenigen tot één Duits keizerrijk. Frankrijk voelde zich hierdoor als Europese grootmacht bedreigd. Overtuigd van de superioriteit van het Franse leger verklaarde Napoleon III Pruisen de oorlog. Maar wat een klinkende overwinning had moeten worden werd een smadelijke nederlaag. Kleine Europese landen als Nederland sloegen het krijgstoneel der giganten met groeiend ongemak gade. Door gebiedsannexatie en territoriale uitruil stond ook hún toekomst op het spel.
Vuistrecht en wisselgeld is een prachtig vertelde en rijk geïllustreerde reconstructie van een onderbelichte oorlog die leidde tot de eenwording van Duitsland en die Europa voorgoed veranderde. Een oorlog waarvan, zo blijkt uit dit boek, de toenmalige Nederlandse pers uitvoerig verslag deed.
(Amsterdam: De Arbeiderspers, 2021)
Van november 1918 tot mei 1920 was Kasteel Amerongen het toneel van een klein keizerlijk drama. De Duitse ex-keizer Wilhelm II was aan het eind van de Eerste Wereldoorlog naar ons land gevlucht en door de Nederlandse regering ondergebracht op Kasteel Amerongen, als gast van de familie Bentinck. De ongenode gast zou aanvankelijk maar drie dagen blijven, maar zijn verblijf duurde uiteindelijk anderhalf jaar. Op het Kasteel werd al die tijd een merkwaardig toneelstukje opgevoerd: iedereen deed of Wilhelm nog steeds keizer was, en de (ex-) keizer vond dat de normaalste zaak van de wereld. Om zijn spanningen en frustraties af te reageren wijdde hij zich aan zijn favoriete hobby: bomen omhakken en in schijven zagen. Zijn gastheer, graaf Bentinck, zag met lede ogen toe hoe op zijn landgoed boom na boom ten prooi viel aan de keizerlijke zaaglust. Ondertussen wachtte er buiten de kasteelmuren een boze wereld. Niet alleen lagen er nieuwsgierige journalisten en potentiële keizerkidnappers op de loer, maar al die tijd hing een zwaard van Damocles boven het kasteel: zou de keizer door de Nederlandse regering worden uitgeleverd aan de geallieerden om terecht te moeten staan als oorlogsmisdadiger? In het vredesverdrag van Versailles werd bekrachtigd dat de geallieerde grootmachten de intentie hadden de keizer voor een rechtbank ter verantwoording te roepen en de Nederlandse regering ontving daarom een officieel uitleveringsverzoek.
Wat de keizer er toe bracht naar Nederland te vluchten, hoe de Nederlandse regering op zijn komst en de daaruit voortvloeiende uitleveringsverzoeken reageerde, wat daarbij haar afwegingen en beweegredenen waren, hoe de Nederlandse pers over de banneling in Amerongen schreef, welke de rol van koningin Wilhemina was in de hele kwestie en wat er ondertussen op Kasteel Amerongen gebeurde, wordt verhaald in Het kleine keizersdrama in Amerongen.
(Amerongen: Stichting Kasteel Amerongen, 2018)
De Eerste Wereldoorlog hield Europa al een halfjaar in zijn greep toen het Amsterdamse weekblad Het Leven in januari 1915 een artikel publiceerde over ‘Tekeningen in de geïllustreerde pers’. In de oorlogvoerende landen verschenen tal van geïllustreerde uitgaven die veelvuldig gebruikmaakten van tekeningen, maar volgens het blad had de Nederlandse lezer weinig op met getekende illustraties. De nuchtere, waarheidlievende Hollander achtte tekeningen volstrekt onbetrouwbaar (‘tékenen kun-je alles’) en gaf de voorkeur aan de nimmer liegende foto. Het standpunt van de redactie van Het Leven was iets genuanceerder:
De onomstotelijke echtheid, waarheid, onpartijdigheid en eerlijkheid, die de foto eigen is en haar weergaloze sterkte, onaantastbare kracht als bewijsmateriaal, zal de tekening nimmer bereiken, omdat hier de realiteit en de fantasie lijnrecht tegenover elkander staan, maar ter ondersteuning van de verpozingslectuur, wat de illustratiejournalistiek toch boven al wenst te zijn, mag men ze welkom heten en hebben we niets dan bewondering voor de knapheid en de genialiteit waarmede te dezen opzichte pen en penseel gehanteerd worden.
(Amsterdam: de Arbeiderspers, 2017)
In 2014 is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Nederland bleef in de Grote Oorlog van 1914–1918 neutraal, maar vanzelf ging dat niet. Die neutraliteit was een worsteling. Zowel in ethisch, economisch, politiek als militair opzicht. Honderdduizenden Nederlanders waren permanent gemobiliseerd, de economie stond onder zware druk en een miljoen Belgen vluchtte de grens over.
Met portretten van negen Nederlandse hoofdrolspelers in de jaren 1914–1918 maakt dit boek duidelijk hoe spannend en gevaarlijk het was om neutraal te zijn.
Over de auteur(s): Wim Klinkert is als hoogleraar militaire geschiedenis verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Samuël Kruizinga is universitair docent nieuwste geschiedenis aan de UvA. Paul Moeyes schreef eerder Buiten schot: Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918.
(Amsterdam: Boom, 2014); met co-auteurs Wim Klinkert en Samuël Kruizinga.
Don't shoot me, I am only the piano player , stamelde Dutchbatcommandant Karremans in 1995.
Dan liever de lucht in! riep Van Speijk nog heldhaftig in 1830. Honderdvijftig jaar na de Tiendaagse Veldtocht heeft Nederland structureel moeite met de gedachte dat zijn soldaten zich bezighouden met levensbedreigende activiteiten. Het Nederlands leger is een curieus fenomeen.
Paul Moeyes stelt zich in De sterke arm, de zachte hand de vraag wat de plaats is van een leger in een niet-martiale cultuur als de onze en komt in een epiloog over Srebrenica tot de conclusie dat Nederland na honderd jaar gewapende neutraliteit en zestig jaar VN de oorlog nog altijd niet begrijpt.
(Amsterdam: de Arbeiderspers, 2006)
Terwijl Europa op de Franse en Vlaamse slagvelden op bloedige wijze kennismaakte met de moderne tijd, hield Nederland zich weliswaar in militair opzicht afzijdig maar speelde het een essentiële rol in de Duitse en Britse oorlogspolitiek. Voor het Duitse keizerrijk was Nederland de belangrijkste doorvoerhaven en een onontbeerlijke handelspartner, voor de Britten de zwakke schakel in hun economische zeeblokkade. Vier jaar lang moest de Nederlandse regering zich verweren tegen de diplomatieke druk van de en partij zonder de andere te bevoordelen. Neutraliteit bleek een hoogst betrekkelijk begrip. Eerste-Wereldoorlogexpert Paul Moeyes werpt in Buiten schot licht op een veronachtzaamde periode in de geschiedenis van Nederland hij schetst het leven van alledag tijdens de oorlogsjaren 1914-1918 en brengt het politieke gemanoeuvreer en gekonkel voor en achter de schermen op aanstekelijke wijze in beeld.
(Amsterdam: de Arbeiderspers, mei 2001; 3de herziene en uitgebreide druk, 2014)
Siegfried Sassoon: Scorched Glory is the first survey of the poet's published work since his death and the first to draw on the edited diaries and letters. We learn how Sassoon's family background and Jewish inheritance, his troubled sexuality, his experience of war - in particular his public opposition to it - his relationship to the Georgian poets and other writers, and his eventual withdrawal to country life shaped his creativity. Sassoon's status as a war poet has overshadowed his wider achievements and the complex personality behind them. This critical evaluation of Sassoon's work is long overdue and will provide a valuable starting-point for future reappraisals of a writer for whom life and art were fused.
(Basingstoke: Macmillan Press / New York: St. Martin’s Press, 1997)